tIn het kader van het feit dat de N.T.C. een reeks artikelen wil plaatsen over sterilisatie, heeft men mij benaderd om een bijdrage over dit onderwerp te leveren.
In de negentiger jaren heb ik op meerdere malen kopij aangedragen onder de titel ‘’lust u nog peultjes’’ en één daarvan had als onderwerp ‘Onnodige sterilisatie/castratie bij jonge honden’. Dit artikel heeft destijds het nodige stof doen opwaaien in de vorm van enorm wat bijval en een handjevol negatieve reacties. Er bleek in ieder geval uit dat dit onderwerp ten zeerste leefde en heel veel vragen opleverde.

En dat ging hoofdzakelijk om het punt: doe ik er goed aan om mijn jonge gezonde hond te laten steriliseren of castreren? Zodra de nieuwbakken eigenaar met een pup de wachtkamer van de dierenarts betrad, kreeg men maar al te vaak het advies om een teefje te laten steriliseren of een reutje te laten castreren, vooropgesteld dat men geen plannen had t.a.v. de fokkerij. Als argument werd aangedragen dat teefjes na sterilisatie minder last zouden hebben van baarmoederhalskanker, tepelkanker, schijn drachtigheid en nog een aantal akelige zaken. Reutjes zouden minder kans hebben op prostaatkanker, minder neiging hebben om achter loopse teefjes aan te gaan of overal hun geurvlagjes te planten. Dikwijls schrokken de argeloze eigenaren van al die vreselijke ziektes die hun pupjes zouden kunnen krijgen en lieten zo snel dat mogelijk was, hun dieren de bovengenoemde ingrepen ondergaan. Iedereen heeft toch immers het beste met zijn hond voor?
Er werd in hoofdzaak gesproken over alle voordelen van deze operatie, maar praktisch niemand kaartte de problemen aan die kunnen ontstaan door ( vroegtijdige) sterilisatie en castratie.

Welnu…………………….we zetten deze meteen op een rijtje.
In de eerste plaats worden de honden voordat ze volwassen zijn, al ‘geholpen’. We gaan ervan uit dat de meeste honden pas echt volwassen zijn als ze tussen de anderhalf en twee jaar oud zijn. Ze zijn dan wel qua lichaamsgrootte volgroeid, maar er zijn nog veel details – waaronder de vachtgroei – die pas later goed op gang komen. De vroegtijdige ingreep ( bij teven vaak rond de vijfde maand, dus nog vóór de eerste loopsheid) houdt in dat er een enorme verstoring in de zich nog ontwikkelende hormonenhuishouding plaatsvindt. Het proces dat net op gang komt, wordt abrupt afgebroken met het gevolg dat de vachtgroei niet goed doorzet, de hond vaak infantiel gedrag vertoont en in een later stadium sloom en dik wordt. Het komt met een bepaalde regelmaat voor dat teefjes na de ingreep incontinentieklachten krijgen. Hier kan een tweede operatie uit voort -vloeien. Voorts ziet men dat de ontwikkeling van de vacht dusdanig wordt verstoord dat die totaal van structuur verandert. We zien dan ook regelmatig ruwharige teckels die heel zacht en overdreven veel pluishaar of krullen hebben gekregen. Bij langharige teckels zien we doffe vachten die eveneens vol pluishaar zitten en kortharen krijgen dikwijls haaruitval en de resterende vacht wordt ofwel stug of te zacht. De haarkleur wordt vaal en er ontstaan maar al te vaak huidaandoeningen. Bij sommige honden wordt het immuunsysteem verstoord waardoor er allerlei infecties kunnen ontstaan en de dieren uiterst vatbaar worden. Doordat de dieren bijna altijd – op een enkele uitzondering na – lui en loom worden en bovendien vaak erg vraatzuchtig, raken ze in een vicieuze cirkel. Doordat ze geen zin meer hebben om te lopen worden ze te dik. En doordat ze te dik worden, willen ze niet meer lopen.

We gaan nog eens terug naar het uitgangspunt. U hebt een schattig teckelpupje tot huisgenoot gekozen. Het is een teefje en inderdaad ………… het blijkt lastig te zijn als ze loops wordt en u een tijdje op moet letten dat er geen opdringerige vrijers avances komen maken. Met de vlekken op het meubilair bent u niet blij en dat gepruts met een broekje aan een hondenkont is ook niet alles! Maar verdorie nog aan toe ……. u hebt toch bewust voor een teef gekozen? Dan horen deze volstrekt natuurlijke zaken er gewoon bij. En het is ook vervelend als uw hond last blijkt te hebben van schijndrachtigheid, maar er zijn prima homeopathische middelen die de hond heel goed door deze periode heen kunnen helpen. Hetzelfde geldt voor reuen. Als er sprake is van overmatige geslachtsdrift, kan dit eveneens door middel van homeopathie in goede banen worden geleidt. En heeft uw hond de neiging achter de meiden aan te gaan, zorg er dan simpel voor dat hij goed aangelijnd blijft.

Agressie tegen andere reuen zal d.m.v. een consequente opvoeding in de hand gehouden moeten worden. Maar ook u hebt bewust gekozen voor een reu. Laat er dan geen zombie van maken en laat de dieren in hun waarde zoals ze van nature zijn.

Fokkers kunnen terecht heel erg kwaad worden als ze bemerken dat hun fokproduct tot een onzijdig creatuur is gedegradeerd. Ze trachten hun dieren zo goed en verantwoord mogelijk te fokken zodat elke pup voldoet aan de gestelde raseisen. Tegenwoordig zijn de pupkopers veelal goed op de hoogte van die eisen en letten dan ook op dat niet alleen hun toekomstige teefje gezond, volwaardig en schoon is, maar dat ook een reutje aan dezelfde standaard moet voldoen, inclusief het feit dat beide teelballetjes ingedaald zijn. Wat schetst dan des fokkers fokkers verontwaardiging als deze na korte tijd moet horen dat diezelfde reu al snel na aankoop is ontdaan van zijn balletjes en dat het fraaie teefje met die optimale vacht is gesteriliseerd!
Sommige fokkers weigeren een pup te verkopen aan mensen die meteen aankondigen hun hondje laten ‘helpen’. Voor de één goed en voor de ander moeilijk te begrijpen!

Als u een dierenliefhebber bent – en dat mogen wij toch aannemen – dan observeert u uw dier altijd zorgvuldig. Bemerkt u dat uw hond zich lusteloos of apatisch gedraagt, geen eetlust meer heeft, te lang loops blijft en bepaalde ziekteverschijnselen vertoont, dat gaat u toch simpelweg naar de dierenarts? Indien er onverhoopt iets aan de hand is, kan er nog altijd ingegrepen worden en behoeft het beslist niet te laat te zijn.

Het spreekt vanzelf dat sterilisatie/castratie uit noodzaak dikwijls een verlossing kan zijn of zelfs levensreddend. Maar niet bij voorbaat zonder dat er een duidelijke oorzaak voor is en al helemaal niet bij een nog onvolgroeid en volmaakt gezond hondje. Bedenk dat u een levend wezen zijn/haar meest essentiële delen ontneemt en daarmee een ingrijpende verandering bewerkstelligt die mede bepalend is voor het gedrag en karakter. En dat heeft u als eigenaar in de hand!

Marjolein Velleman